De drukte om het niets

stilte

De sabbat is een rustdag. Of althans, de sabbat hoort een rustdag te zijn wanneer we het voorbeeld van God zouden volgen. Omdat hij de aarde in zes dagen noeste arbeid zou hebben geschapen moest hij, vermoeiend als dit was, één dag bijkomen. Hoewel het volgen van God vandaag de dag nauwelijks nog als een leidraad voor ons doen en laten wordt gezien, appelleert de rust die hij zichzelf gunde steeds sterker aan onze jaloezie. In tijden van banen die tot burn-outs leiden en van Facebookvrienden waar je permanent aan bent blootgesteld wordt het steeds moeilijker om jezelf rust te gunnen. Degene die rust wordt gezien als degene die niet meer mee wil doen of als degene die de ernst van de situatie niet inziet. De massale overspannenheid die veroorzaakt wordt door de permanente bezigheid die onze tijd zo sterk kenmerkt wordt als een offer gezien dat deze tijd nou eenmaal van ons vraagt. Wie rust, en dus niet bereid is om dit offer te maken, plaats zichzelf buiten de tijd. Maar wat als het juist deze plek buiten de tijd is waar iemand tot een ware scheppingsdaad kan komen? Wat als het God de zes dagen noeste arbeid geen ene zak kon schelen maar dat hij hier enkel en alleen doorheen heeft geworsteld om de rust te mogen ervaren? Wat als ons werk eigenlijk ten dienste van onze rust hoort te staan in plaats van de rust ten dienste van ons werk?

Er gaat een anekdote de ronde die het probleem van de rust treffend illustreert. Deze anekdote vertelt over een ambtenaar die een visser tegenkomt in een afgelegen dorpje aan een groot meer. Wanneer de ambtenaar aan de visser vraagt wat hij eigenlijk doet wanneer hij klaar is met vissen antwoord de visser: “soms ga ik ergens zitten en denk ik na, maar meestal ga ik gewoon ergens zitten”. De visser in dit dorp kent een rustervaring die niet alleen de ambtenaar maar ook de rest van de moderne mensen niet meer lijken te kennen: iets doen dat willens en wetens niks dient. Waar de rustervaringen van moderne mensen vaak ondernomen worden om je werk beter aan te kunnen of om je “lifestyle” een “boost” te geven, doet de visser in het dorp iets dat wij vandaag de dag “niks doen” zouden noemen. Alsof datgene dat de visser doet, het ergens gaan zitten, niet tot de orde van activiteiten behoort omdat het niet tot iets relevants zou leiden. De tijd waarin wij leven brengt wat dat betreft een streng onderscheid aan tussen bezigheden die als belangrijk worden gezien omdat ze tot iets leiden en bezigheden die tot niets leiden en daarom als onbelangrijk worden beschouwd of zelfs simpelweg niet worden gezien. De eerste soort bezigheden kan tot drukte en zelfs overspannenheid leiden terwijl de tweede soort vooral als tijdsverspilling wordt gezien. Maar wat doen we eigenlijk precies wanneer we het druk hebben? Waarom en waarin verschillen de bezigheden die we in onze drukte ondernemen met de dingen die we doen terwijl we “niets doen”?

Het lijkt voor de hand te liggen dat we het druk hebben omdat we ons werk moeten afmaken zodat de wereld door kan gaan zoals hij door hoort te gaan. In dat geval zou onze drukte een duidelijk doel hebben, zonder onze drukte zou de wereld namelijk “stoppen met draaien”, met alle rampzalige gevolgen van dien. Toch kan dit niet de ware reden van onze drukte zijn. Niet alleen is er geen enkele correlatie tussen onze drukte en het al dan niet doordraaien van onze wereld, ook is er geen enkel verband tussen de drukte van bepaalde bezigheden en de rampzaligheid die zal geschieden wanneer deze bezigheden worden gestaakt. Hoewel het klopt dat er enkele bezigheden zijn die vreselijke gevolgen zouden hebben wanneer ze worden gestaakt, lijken dit er erg weinig te zijn en hebben ze nauwelijks een relatie met een gevoel van drukte. Een chirurg zal op het moment dat hij een levensreddende operatie uitvoert eerder geconcentreerd bezig zijn met zijn scalpel dan met zijn drukte. De ware aard van de drukte toont zich, naar mijn inzien, dan ook pas wanneer we de zaken omdraaien. Het is niet zo dat we het druk hebben met onze bezigheden omdat er anders een ramp geschiedt, het is juist omdat we onszelf voorwenden dat er een ramp zal plaatsvinden wanneer we onze bezigheden staken dat we het druk hebben.

De bezigheden waarmee we het druk hebben zijn namelijk niet de grondstof voor het efficiënt blijven doordraaien van de wereld, zoals we zo graag willen geloven, de bezigheden waarmee we het druk hebben zijn, daarentegen, de grondstof voor onze identiteit. Enkel door middel van onze bezigheden kunnen we voor onszelf een beeld maken van wie wij zijn in deze wereld. Dit beeld is echter alleen wat waard als het door de anderen om ons heen wordt erkend. Omdat dit beeld, zoals gezegd, op onze bezigheden is gebaseerd kan dit dus alleen gebeuren wanneer anderen onze bezigheden erkennen. In een kapitalistische maatschappij waar dingen enkel waarde hebben voor zover ze een bepaalde marktwaarde vertegenwoordigen kan deze erkenning tussen mensen haast alleen nog geschieden door erkenning van elkaars drukte. Alleen door van elkaar te bevestigen dat we het zo vreselijk druk hebben lukt het ons om erkenning te voelen in datgene wat we doen en in datgene wat we zijn. Wanneer we de drukte proberen te laten voor wat ze is en juist de rust en de stilte opzoeken worden we vervolgens met het echte enigma van onze identiteit geconfronteerd. Hoewel we elkaar vandaag de dag nauwelijks nog op een andere manier positief kunnen erkennen dan van elkaar te beamen dat we het druk hebben, voelen we namelijk tegelijkertijd dat we naast deze drukte wel degelijk nog steeds iemand zijn. Omdat deze manier van iemand-zijn minder eenduidig door anderen erkend kan worden, wordt dit iemand-zijn voor ons een onoplosbaar raadsel. Het is in de angst voor dit raadsel dat we de ware reden voor onze hedendaagse drukte moeten lokaliseren. We krijgen het namelijk doodsbenauwd van het idee dat niet alleen de ander ons, buiten onze drukte om, niet kan erkennen, maar dat we dit zelfs voor onszelf niet kunnen doen. In plaats van deze raadselachtigheid die de stilte ons schenkt te aanvaarden en ermee proberen in het reine te komen weigeren we deze gift door middel van een bont pallet aan hyperactieve en vaak repetitieve bezigheden te ondernemen. Van het druk hebben met het urenlang vergaderen over niets tot het haasten naar een yogacursus, door de stilte haar zeggingskracht te ontzeggen voorkomen we oog in oog te komen staan met het raadsel dat het leven eigenlijk is.

Het leren leven met dit raadsel brengt namelijk een aantal consequenties met zich mee die maar weinigen willen accepteren. Wanneer we namelijk leven vanuit een houding waarbij een ander uiteindelijk niet volledig in staat is om te erkennen wie wij zijn heeft dit namelijk gevolgen voor zowel onszelf als deze ander. Waarom zouden we immers nog langer geven om de mensen om ons heen als ze toch nooit in staat zullen zijn om ons eigen zelfbeeld stevig te verankeren in een competitieve samenleving? Wat zou je eigenlijk nog langer in een ander zoeken wanneer je weet dat je de vaststelling van jouw eigen maatschappelijke status er nooit zal vinden? In een tijd waarin identiteitspolitiek stevig op de politieke agenda staat en waarin ressentiment in staat is om de uitslag van politieke verkiezingen te bepalen zijn deze weliswaar persoonlijke vragen van groot maatschappelijk belang. Laten we, voor het beantwoorden ervan, de zaken echter eerst eens van de andere kant bekijken. Wanneer we ons de vraag stellen waarom mensen maar blijven zoeken naar een verankerd zelfbeeld valt het namelijk niet te ontkennen dat het voorwenden van zo’n vastomlijnde identiteit een paar grote voordelen heeft. Wie van zichzelf zeker weet hoe hij in verhouding tot andere mensen staat weet immers ook zeker hoe hoog hij in de pikorde staat en over wie en over wat hij dus macht kan uitoefenen. Wie zichzelf kan wijsmaken dat hij hoog in een hiërarchie staat kan achteloos naar de mensen onder hem schoppen. In een wereld met vastgelegde identiteiten hebben deze stakkers dit geschop niet alleen verdiend, dit geschop “bewijst” bovendien in zo’n wereld de superieure positie van degene die schopt. Iemand die bereid is om mensen die het minder goed hebben met minachting te bejegenen moet immers wel iemand zijn die zeker van zijn zaak is, anders zou hij het lef niet hebben om deze minachting te uiten. Wanneer het beeld dat mensen van zichzelf hebben vast omlijnd zou zijn en wanneer het voor eens en altijd duidelijk zou zijn hoe dit beeld zich tot anderen verhoudt staat er niks meer in de weg om degenen met het meest ongelukkige zelfbeeld daarvoor te veroordelen. Iemand die een wereld vol met vaste identiteiten verlangt, verlangt ook altijd de mogelijkheid om anderen vanuit een vaste plek te kunnen beoordelen. Dat zo’n wereld onmogelijk is maakt het verlangen naar het vellen van zo’n oordeel over anderen alleen maar sterker.

In tegenstelling tot een wereld waarin mensen permanent druk zijn om een plek in de maatschappij te verwerven van waaruit ze ongestoord anderen kunnen beoordelen veronderstelt het hebben van een open identiteit ook een open houding naar de ander. Iemand die accepteert dat de vraag naar wie hij is nooit definitief beantwoord kan worden, iemand die accepteert dat rusten niet hetzelfde is als niks doen, iemand die accepteert dat het af en toe stil kan zijn, zo’n iemand leeft in een wereld waarin het mogelijk is om anderen in hun echte waarde te laten. Doordat zo’n persoon ervan overtuigd is dat de manier waarop hij zich tot anderen verhoudt nooit definitief vastgelegd kan worden gelegd is hij namelijk in staat om het oordeel over anderen op te schorten. Hoe kun je immers over een ander oordelen wanneer je niet precies weet wie de ander is of wie jezelf bent? Het paradoxale aan deze situatie is dat het enkel een overtuiging is die ervoor zorgt dat de vraag naar de ander een open vraag blijft. Enkel en alleen wanneer er voldoende mensen zijn die ervan overtuigd zijn dat de onzekerheid van een open identiteit beter is dan het oordelen over anderen vanuit een vaste identiteit kan onze samenleving een open samenleving blijven.

De moeite die het vandaag de dag kost om deze overtuiging vol te houden brengt ons in het hart van onze tijd. Met een toenemende ecologische ontwrichting van onze planeet, met opkomende technologieën die de vraag naar wat een mens is alleen maar onzekerder maken en met een terugkerend fascisme dat een aantrekkelijke schijnzekerheid biedt lijkt het uitstellen van een oordeel steeds moeilijker te worden. Het uitstellen van een oordeel is echter niet hetzelfde als het uitstellen van een handeling. Sterker nog, wanneer we de stilte nou eens appreciëren voor wat hij is in plaats van hem te schenden met onze neurotische drukte sterkt hij ons duidelijk in onze overtuiging over wat we moeten doen. Natuurlijk zal het even wennen zijn dat de stilte ons allemaal iets anders te vertellen heeft waardoor het niet meer zinvol is om onszelf met anderen te vergelijken. Uiteraard zal het ook even vreemd opkijken zijn dat de stilte enkel een algemene richting geeft zonder ons de kleinste details voor te schrijven zoals een computerhandleiding dat doet. Wanneer we onszelf echter de vraag naar de remedie van onze tijd stellen is het enkel de stilte die ons het juiste antwoord kan geven.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s