In het revolutionaire Frankrijk van de 18de en 19de eeuw zaten de Jacobijnen in het parlement aan de linkerkant van de president. De Jacobijnen waren de grootste voorstanders van de revolutie en dus de grootste tegenstanders van de soevereiniteit van de koning. De meeste mensen die goed hebben opgelet tijdens de geschiedenislessen op hun middelbare school weten dat ons eigen onderscheid tussen linkse- en rechtse politieke partijen haar benaming hieraan ontleent. Hadden de Jacobijnen aan de rechterkant van de president gezeten dan zouden vandaag de dag GroenLinks, de PVDA en de SP rechtse partijen worden genoemd. Wat de meeste mensen echter niet weten is dat de manier waarop een persoon of een politieke partij zich tot de soevereiniteit verhoudt conceptueel gezien nog steeds de beste manier is om politiek links van politiek rechts te onderscheiden.
Dit onderscheid is de laatste decennia namelijk steeds moeilijker zichtbaar geworden. Kenmerkende linkse thema’s als mensenrechten en inkomensherverdeling lijken zich steeds onduidelijker binnen het politieke spectrum te bevinden: De hypotheekrenteaftrek waar de VVD voorstander van is mag een herverdelingsmechanisme worden genoemd (van lage- en hoge inkomens naar middeninkomens weliswaar, maar toch) en een partij als D66 heeft een sterke mensenrechtenagenda terwijl het economisch gezien nadrukkelijk een middenpartij is. Tijdens belangrijke verkiezingen verspreidt zich altijd een assenstelsel over het internet die je politieke voorkeur verdeelt op basis van twee conceptuele paren: Links versus rechts en autoritair versus libertijns (zie afbeelding één). Hoewel dit is bedoeld om orde in de chaos te scheppen door een verschil te kunnen maken tussen een links autoritaire Mao Zedong en een links libertijnse Gandhi, valt mij altijd op dat ik per verkiezing verschillend scoor. Tijdens Amerikaanse verkiezingen ben ik bijvoorbeeld vaak linkser en autoritairder dan tijdens Nederlandse verkiezingen. Moeten we dan maar de conclusie trekken dat wat links en wat rechts is per cultuur verschilt? Ik denk van niet, en om dat aan te tonen zullen we terug moeten gaan naar het revolutionaire Frankrijk om via de Kristallnacht naar het heden te komen.
Afbeelding 1
Wat tijdens de revolutie in Frankrijk op het spel stond was de soevereiniteit van de koning. Soeverein is die- of datgene dat uiteindelijk bepaalt wanneer de wet van toepassing is en wanneer niet. Ten tijde van de monarchie was de koning deze uiteindelijke autoriteit die de wet haar legitimiteit gaf. De Jacobijnen vonden dit niet in overeenstemming met de verlichtingsidealen die in hun tijd ontstonden. Daarom zetten zij, in samenwerking met een hoop andere voorstanders van de revolutie, de koning af en proclameerden ze het volk als soeverein. In het vervolg zouden wetten alleen via een procedure die in de naam van het volk gevoerd wordt autoriteit kunnen krijgen. Hoewel dit een belangrijke (doch enigszins bloedige) ontwikkeling in de geschiedenis van de emancipatie was die nog steeds de grond vormt voor onze huidige democratische rechtstaten, is deze notie van het volk altijd problematisch geweest. Waar de koning iemand was van vlees en bloed, is het volk vooral een abstract concept. Waar de grens precies ligt tussen mensen die wel bij het volk horen en mensen die niet bij het volk horen is immers niet altijd duidelijk te bepalen.
Dat de concrete invulling van wat een volk is altijd al discutabel is geweest laat de eerste mensenrechtenverklaring goed zien (zie afbeelding twee). Deze verklaring, die een belangrijk document tijdens de Franse revolutie was en die als uitgangspunt heeft gediend voor onder andere de Amerikaanse onafhankelijkheidverklaring, heet namelijk officieel: Verklaring van de rechten van de man en de burger. Deze rechten van het volk waren dus voorbehouden aan mannen en burgers en bijvoorbeeld niet aan vrouwen. De vrouwelijke revolutionair Olympe de Gauges wist wat dat betreft de vinger op de zere plek te leggen. Zij beweerde dat als vrouwen het recht hadden om onder de guillotine te sterven, ze ook het recht zouden moeten hebben om het sprekerspodium in de assemblee te gebruiken. De Gauges was zich er pijnlijk van bewust dat het soevereine volk een concept was waar vrouwen geen deel van uitmaakten. Dit gold echter niet alleen voor vrouwen. We zijn allemaal bekend met het feit dat lange tijd alleen rijke mannen mochten stemmen en een politiek ambt mochten uitvoeren. Binnen de notie van het volk was lange tijd sprake van een strikte klassenscheiding. Tenslotte waren ook Joden op een bepaalde manier uitgesloten om deel te nemen aan een notie van een soeverein volk. Het ‘Joodse vraagstuk’ maakte vaak deel uit van de discussie die binnen verschillende landen gevoerd werd om tot een nationale grondwet te komen. Op het spel stond de vraag of de Joden wel deel uit konden maken van een soeverein volk. Zie bijvoorbeeld het volgende citaat van Lauritz Weidemann, een staatsman die betrokken was bij het opstellen van de Noorse grondwet:
“De geschiedenis van het Joodse volk laat zien dat ze altijd al rebellerend en verraderlijk zijn geweest. Hun religie en hun hoop om ooit weer als een natie te verrijzen zal leiden tot het ondernemen van intriges en het creëren van een staat in een staat. Het is van vitaal belang voor de veiligheid van de [Noorse] staat dat voor hun een uitzondering wordt gemaakt [om deel te nemen aan de Noorse grondwet]”.
Uiteindelijk werden dergelijke situaties vaak beslecht door Joden wel tot een nationaal volk te rekenen en hun religie onder de vrijheid van religie te laten vallen. Het idee van een Joods volk dat het recht op een eigen natie had werd echter, zoals het citaat laat zien, resoluut afgewezen en zelfs als gevaarlijk gezien.
Afbeelding 2
De geschiedenis van de politiek sinds de Franse revolutie kan dus begrepen worden als een geschiedenis om bij het soevereine volk te horen. Op dit punt wordt ook het onderscheid tussen rechtse en linkse politiek duidelijk. Er zijn namelijk twee fundamenteel verschillende manieren om je tot deze soevereiniteit te verhouden. Allereerst is er de rechtse manier. Wanneer een rechts persoon naar het volk kijkt ziet hij een grote hoeveelheid zogenaamde antagonismen, twistpunten die de samenleving opdelen in verschillende groepen. Er zijn arme en rijke mensen, er zijn oude en jonge mensen, er zijn mannen en vrouwen, enzovoort. Het volk is dus allerminst een harmonieus eenduidig concept, het is eerder een lappendeken van verschillende belangen. Voor de rechtse persoon is het volk in potentie echter wel een harmonieus gegeven. Het “echte” volk bestaat uit mensen die weliswaar verschillend zijn maar die in principe allen vreedzaam en coöperatief in staat zijn om deel uit te maken van dit volk. Het huidige volk is volgens deze persoon niet in staat om deze potentie te verwezenlijken omdat er een “buitenstaander” in ons midden bevindt die dit verhindert. Het duidelijkste geval van zo’n soort buitenstaander, en dus ook het duidelijkste geval van rechtse politiek, was de Joodse bevolking tijdens Nazi-Duitsland. Zoals algemeen bekend poneerden de nazi’s het Joodse volk tot zondebok door haar verantwoordelijk te houden voor het feit dat het Arische ras haar zuivere potentie als meesterras niet kon verwezenlijken. Hoewel deze logica tot de donkerste bladzijden in onze geschiedenis heeft geleid, is hij nog allerminst weg uit onze hedendaagse politiek. Vandaag de dag is het echter niet meer alleen de Jood, maar ook de Moslim of de vluchteling die ervoor zorgen dat een volk haar ware potentie niet verzilvert. Wat deze rechtse politiek echter vergeet is dat het volk alleen maar als een harmonieus geheel gedacht kan worden bij de gratie van deze “buitenstaander”. Als de buitenstaander er niet was zou het rechtse gedachtegoed niet anders kunnen dan toegeven dat het volk allerminst harmonieus is. In deze zin is het tot zondebok torpederen van een buitenstaander dus altijd een leugen die versluiert dat een volk een zondebok nodig heeft om zichzelf überhaupt als volk te kunnen denken.
Als rechtse politiek dus gebaseerd is op de uitsluiting van een buitenstaander, waar is linkse politiek dan op gebaseerd? In ieder geval niet op het insluiten van een buitenstaander. Het benadrukken dat Joden/vluchtelingen/Moslims ook mensen zijn die erbij horen is een bekend credo van linkse politieke partijen dat eigenlijk maar weinig met linkse politiek te maken heeft. Dergelijke gedachtegangen komen niet tot de kern van het probleem en herhalen simpelweg de leugen die politiek rechts gebruikt om zijn notie van het volk te kunnen denken. Namelijk dat er zoiets als een harmonieus volk ontstaat zodra er met bepaalde buitenstaanders een verstandhouding is ontstaan. Het maakt voor het onderscheid tussen links en rechts weinig uit of deze verstandhouding nou het halen van een inburgeringcursus, het afpakken van een paspoort, of nog erger is.
Echte linkse politiek problematiseert de notie van een zondebok die rechts nodig heeft om een harmonieus concept van het volk te creëren. Het doet dit door te erkennen dat een volk überhaupt nooit harmonieus kan of mag zijn omdat een volk niks anders is dan een lappendeken van twistpunten. Verder erkent het dat veranderingen die tot een meer emancipatoire notie van het volk leiden niet tot stand komen door een harmonieus “draagvlak” in de samenleving te zoeken, maar door dit draagvlak zelf te creëren. Dat vandaag de dag mensen met weinig geld ook kunnen stemmen komt niet omdat deze groep ooit een begripvolle dialoog met hun werkgevers zijn aangegaan. In tegendeel, dit komt omdat er ooit hondsbrutaal is gestaakt. Verder hebben vrouwen geen stemrecht gekregen omdat ze er lief om hebben gevraagd bij hun echtgenoten, ook hier is sprake geweest van massale mobilisatie tegen een onrechtvaardig systeem. Echte linkse politiek begrijpt dat een samenleving niks anders is dan verschillende groepen mensen die allemaal verschillend nadenken over wat een samenleving is. Dat soms één van deze groepen mensen zijn zin krijgt, komt omdat deze groep net iets harder voor hun ideale samenleving wil strijden dan de andere groepen. Wanneer deze groep haar zin krijgt ontstaat vervolgens een nieuwe status quo met een breed draagvlak waarvan het lijkt alsof het er altijd al is geweest.
Deze strijd wordt echter niet altijd gewonnen, er wordt af en toe ook gruwelijk verloren en dit brengt me bij de Kristallnachtherdenking. We kunnen vandaag de dag niet alleen ontkennen dat de Holocaust de grootste nederlaag is die de rechtvaardigheid ooit heeft moeten incasseren, ook kunnen we er niet onder uit dat we deze nederlaag nooit te boven zijn gekomen. Van Guantanamo Bay tot een Grieks vluchtelingen kamp, van gastarbeiders die een voetbalstadion in Quatar bouwen tot de Gazastrook: Grote groepen mensen leven vandaag de dag in een permanente uitzonderingstoestand. Een toestand waarbij de wet voor jou simpelweg niet van toepassing is omdat het volk waar je deel van uitmaakt niet als soeverein wordt gezien, in ieder geval niet als soeverein genoeg om jouw rechten te erkennen.
Wanneer ik het in dit essay over linkse en rechtse politiek heb, heb ik het niet over linkse en rechtse politieke partijen. Dat de samenleving in wezen harmonieus is zolang er maar gedaan wordt wat mijn specifieke politieke partij zegt is binnen mijn begrippenkader een rechtse redenering die je over het hele politieke spectrum aantreft. Wanneer ik het over het belang van linkse politiek heb, heb ik het over mensen die niet strijden om een harmonieuze samenleving te verwezenlijken, maar die voor iets strijden omdat het simpelweg rechtvaardig is. Vaak tegen beter weten in. Wanneer we op negen november de Kristallnacht herdenken, laten we dan vooral herdenken hoeveel meer er nodig is om deze strijd voor rechtvaardigheid te voeren dan alleen maar één keer in de vier jaar naar een stemhokje te gaan.
Bronnen
Ranciere, J (2012). Dissensus: On Politics and Aesthetics. London: Continuum.
Van Andel, C.P (1984). Jodenhaat en Jodenangst. Voorburg: Publiform.
Hazan, H. (2014). A People’s History of The French Revolution. London: Verso.
Constitution for Kongeriget Norge. Geraadpleegd op 7 november 2016, https://web.archive.org/web/20080305075404/http://www.stortinget.no/om_stortinget/lover_regler/grunnlov_1814.html