Toen de Nederlandse ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen Paaseiland ontdekte in 1722 had hij waarschijnlijk nooit gerealiseerd hoe vreemd dit eiland eigenlijk was. Hoewel Roggeveen amper aandacht besteedde aan dit stukje land dat hij voorbij zeilde, dat hij simpelweg paaseiland noemde omdat het die dag Pasen was, weet dit eiland vandaag de dag nog steeds wetenschappers te verbazen.
Zoals algemeen bekend staan op Paaseiland een aantal van de meest verbazingwekkende standbeelden ter wereld. Deze beelden zijn door de Polynesische kolonisten gebouwd die het eiland ontdekten in 800 n.Chr (ongeveer duizend jaar voordat Roggeveen het ontdekte). Deze gigantische “Maoi”, zoals deze beelden werden genoemd, lijken menselijke gezichten te representeren en kunnen wel tien meter lang worden en 82 ton zwaar. Hoewel het creëren van deze standbeelden als een bijzondere prestatie moet worden beschouwd voor een civilisatie die geen modern gereedschap kon gebruiken, wordt deze prestatie wat twijfelachtiger als we kijken naar een andere eigenschap van Paaseiland. Toen Roggeveen dit eiland voorbij zeilde had het namelijk geen bomen. Het lijkt er daarom op dat de Maoi standbeelden de laatste overblijfselen zijn van een eens glorieuze beschaving die in verval raakte omdat het niet duurzaam met haar grondstoffen om kon gaan. In het bijzonder lijkt het Paaseiland gelukt te zijn om al haar bomen om te kappen. Deze bomen werden niet alleen gebruikt om de standbeelden te bouwen maar hadden ook een onmisbare functie in de landbouw en de handel. De schattingen van archeologen gaan van een populatiedaling uit van tien- tot twintigduizend mensen nadat de bomen op Paaseiland waren gekapt.
Wanneer we kijken naar de archeologische resten en mondelinge overleveringen van de overgebleven bewoners krijgen we een naargeestig beeld van wat er met Paaseiland is gebeurd. Paaseiland lijkt een land te zijn geweest van een aantal hiërarchische geordende stammen die op een relatief vreedzame manier met elkaar wedijverden. Dit werd vooral gedaan door steeds grotere standbeelden te bouwen om zo de eigen voorouders nog uitgebreider te vereren. Archeologische vondsten laten zien dat deze standbeelden groter werden zelfs nadat het voor iedereen duidelijk moest zijn geweest dat het milieu van Paaseiland deze competitie niet meer aankon. Wat verder verontrustend is, is het gegeven dat de bodem van Paaseiland na verloop van tijd niet meer genoeg voedsel kon produceren voor haar bewoners omdat de gekapte bomen voor bodemerosie zorgden. Toen dit gebeurde, veranderde de cultuur van Paaseiland in een krijgercultuur. Sterke mannen begonnen de stamhoofden en hun priesters te vermoorden waardoor ze ook de traditionele regels van Paaseiland vernietigden. Het voorheen als taboe beschouwde kannibalisme werd een normale manier om aan voedsel te komen.
Het lot van Paaseiland biedt een nuttige blik op de aard van ecologische catastrofes. Deze rampen zullen zich namelijk nooit als één of andere plotselinge Apocalyps manifesteren. Het is heel goed mogelijk om als samenleving compleet bewust te zijn van het feit dat je een zinkend schip bent zonder je gedrag aan te passen die dit schip doet zinken. In zijn boek ‘Ondergang’, dat ook de belangrijkste bron is voor dit essay, vraagt Jared Diamond zich af wat de Paaseilander die de laatste boom omhakte zich afvroeg toen hij of zij dit deed: “Het is mijn recht om deze boom om te hakken anders raak ik mijn baan als houthakker kwijt!”, of: “We zijn er nog niet helemaal zeker van of dit wel de laatste boom is, onze priesters doen nog steeds onderzoek of er honderd meter verderop niet nog een boom staat”, of: “We kunnen makkelijk deze boom omhakken! De technologische vooruitgang zal ons in de toekomst redden!”